Bouwkundig gezien en de diverse restauraties

Door koning Lodewijk Napoleon werd in het begin van de 19e eeuw een houten koorschot met beschildering geschonken als afscheiding tussen het schip en het transept. Door de afscheiding bestaat de kerkzaal nu uit een driebeukig schip van vijf traveeën onder een houten tongewelf in de middenbeuk en halve houten gewelfbogen in de zijbeuken, eerst aangebracht bij de restauratie in 1937 en vervaardigd van de eerste soort Inlands bezaagd eikenhout. De kolommen zijn opgetrokken in baksteen met speklagen in tufsteen en een basement en koolbladkapitelen in ledesteen. De binnengevels zijn geheel gestukadoord. Het transept is op de begane grond ingedeeld in een zogenaamde Winterkerk, consistorie, keuken en toiletruimten. De verdieping daarboven strekt zich over de gehele hoogte uit tot aan de kap en wordt niet benut. De kerk is opgetrokken in baksteen metselwerk in kruisverband. Op de hoeken van de steunberen en als waterlijsten zijn blokken ledesteen aangebracht. De fundering bestaat voor een groot deel uit blokken Römer tufsteen, afkomstig van hergebruik van de waarschijnlijk Romaanse voorganger van het gebouw. Bij de restauratie bleek de tufsteen ook te zijn toegepast als speklaag in het metselwerk van de binnengevels en als onderdorpels onder de ramen. De oorspronkelijke raamtraceringen en montants (stenenstijl in een kerkvenster) van de huidige kerkzaal zijn waarschijnlijk al aan het begin van de 19e eeuw verwijderd of vernield en vervangen door houten ramen. De grote ramen in de kopgevel aan de westzijde en de beide kopzijden van het transept zijn dichtgemetseld. De montants van de ramen van de zijbeuken in de westgevel zijn bij een restauratie in het begin van de 20e eeuw vervangen door een enkele middenmontant in beton. De kapconstructie is bij de restauratie in het begin van de 20e eeuw aangepast. De trekbalken, gewelfbogen en muurstijlen in eiken zijn bewaard gebleven. De dakbedekking, oorspronkelijk uitgevoerd met leien, is vervangen door verbeterde Hollandse pannen. De vloer van de kerkzaal is bij een restauratie rond 1960 geheel opgenomen en op een betonvloer teruggebracht. Gierzwaluwen onder de pannen In 1998 is het dak van de kerk op de ring van Haamstede grondig gerestaureerd. Onder de dakpannen bevond zich al sinds zeer lange tijd een kolonie gierzwaluwen. Om deze te sparen zijn in overleg met de Vogelwerkgroep van de Natuur- en Vogelwacht Schouwen-Duiveland 90 speciale gierzwaluwpannen tussen de bestaande pannen gelegd. Het blijkt een succes! In 1999 is vrijwel de gehele kolonie teruggekeerd (ca. 30 paar) en deze lijkt vrij stabiel. De gierzwaluw is maar kort in ons land. Het merendeel arriveert pas (ver) in mei terug uit de overwinteringsgebieden in Afrika. In ijltempo worden eieren gelegd en de jongen opgevoed. Meestal vertrekken ze in de eerste week van augustus alweer richting zuiden. In de tussentijd laten ze flink van zich horen; iedereen kent de groepjes wel die luid gierend door de straat elkaar achtervolgen. In nauwe samenwerking hebben kerkvoogdij, architect, aan-nemer, gemeente en vogelwerkgroep gezorgd voor het behoud van deze voor Schouwen-Duiveland zeer waarde­volle broedlocatie. Met 90 gierzwaluwpannen behoort het dak van de kerk tot de grootste kunstmatige nestgelegenheden in Nederland.



Het onstaan van Haemstede

Tussen de kreken de Amer en de Schelveringhe, die ontstaan waren tussen de strandwallen, bouwde men omstreeks 1125 de Waterburght Haamstede, gelegen op een strategisch punt. De bouwmeester is onbekend, de eerste bewoner was Costeyn van Haamstede, die in 1175 het slot als woonoord koos. De gehele Westhoek werd vanuit dit gebouw geregeerd. In 1525 was het Jan van Brugge die, toen de overwinning van Karel V bij Pavia bekend werd op het slot zo'n uitbundig en onvoorzichtig feest gaf, dat het totaal in vlammen opging en grotendeels werd verwoest. Bijna 100 jaar lag het eens zo trotse kasteel als een ruïne in het dorp en het was Jacob v.d. Eijnde die op 23 december 1608 het slot kocht en een jaar later het oostelijk deel herbouwde. Men fluisterde dat dit geschiedde met de stenen van het afgebroken koor van de kerk. Graven in en om de kerk. Behalve de graftombe liggen zowel buiten als in de kerk nog grafzerken van belangrijke kerkvoogden, predikanten en notabelen. Sommige met sierlijke wapens, waarvan echter vele tijdens de Franse revolutie beschadigd werden. De oudste grafzerk in de kerk is die van 6 oktober 1518. Zij ligt onder de kansel en de vier hoeken van de zerk zijn versierd met "vierpassen", waarin de symbolen van de Evangelisten zijn afgebeeld. De leeuw is het symbool voor Marcus, de engel voor Matteus, het rund voor Lucas, en de adelaar voor Johannes. Een tweede oude grafzerk uit 1573 ligt links van de hoofdingang, J.P. Witte ligt hier begraven. Rond de kerk was het hof, de begraafplaats van Haamstede, afgebakend met een lage ringmuur, die door de Franse garnizoenssoldaten indertijd vernield werd.


Het onstaan van de kerk

In de 8e eeuw waren er waarschijnlijk twee houten kerken op Schouwen, waarvan er één op Haamstede gestaan moet hebben. In 1100 werd op de resten van die houten kerk een stenen gebouw opgetrokken. Deze kerk was gewijd aan Johannes de Doper. Bij de bouw gold het principe van "oriëntatie", d.w.z. het koor van de kerk bevond zich aan de oostzijde, waar de zon opgaat en Jeruzalem ligt. In 1500 werd de kerk door de bliksem getroffen, waardoor deze afbrandde. In 1506 werd zij als R.K. kruiskerk in laatgotische stijl herbouwd en na de Reformatie werd ze beschouwd als eigendom van de stad of de staat. De kerk is opgezet als pseudo basilicale kruiskerk zonder westwerk. In 1605 werd het koor van de kerk, het bovenste deel van het kruis, wegens verval afgebroken en nooit meer in de oude staat hersteld. Gedeelten van de afgebroken muur zijn nog als twee steunberen te zien aan de oostzijde. Naast de linker steunbeer geeft een in de muur gemetselde steen het jaartal 1605 aan. Een laatste herinnering aan het afgebroken koor is een poortje in de noordelijke steunbeer, terwijl in de zuidelijke steunbeer nog een nis is behouden. Er is geen duidelijkheid voor welk doel de nis werd gebruikt, maar met enige zekerheid kan worden aangenomen, dat hier sprake is van een Piscina-nis met segmentboog, ook wel Lavabo genoemd. Een nis met wasbekken dat vrijwel altijd in de koorwand, in de zuid-westhoek geplaatst werd. Toen de kerk nog een R.K. karakter had, werd door priesters de nis gebruikt om na de mis handen en vaatwerk te reinigen. Het dak rust op twee rijen van zes gemetselde ronde zuilen. Iedere zuil wordt gesteund door een achtkantig basement. Aan de top van iedere zuil bevindt zich een koolbladkapiteel, een breed kapiteel met een dubbele gestileerde bladerenkrans, kenmerkend voor de Brabantse Gotiek. De kerk heeft op de kruising een open dakruiter met een zinken spits.


Preekstoel

De preekstoel dateert uit 1600. Zij staat op de voet van een doopvont waar de kuip van verdwenen is. Ze is omgeven door een doophek, waarin zich de "tuin" bevindt, de ruimte waarin gedoopt werd. Op de preekstoel ziet u als steun voor de Bijbel een massief koperen lezenaar, vermoedelijk uit de 17e eeuw. Voor de preekstoel staat de avondmaalstafel, welke vervaardigd is uit het eikenhout dat bij de restauratie in 1937 vrij kwam. Bij de viering van het avondmaal wordt er nog steeds gebruik gemaakt van het authentieke avondmaalstel: drie zilveren schotels, vier zilveren bekers en twee zilveren kannen. Op de drie zilveren schotels staat de inscriptie: "drie zilveren schotels werden door juffrouw Quirina Bolle gelegateerd aan de kerk te Haamstede tot gebruik by bediening van het Heilig Avondmaal". Op 20 december 1824 werden de wijnkannen geschonken. De inscriptie zegt hierover: "Ter nagedachtenis van L. Bolle en P. Kostense aan de kerk te Haamstede". De vier zilveren bekers werden reeds in 1655 door de Diaconie aangekocht. De smid, die indertijd deze bekers van een inscriptie moest voorzien heeft het woord Haamstede in twee verschillende spellingen geslagen. Het totale avondmaalsstel is, gezien zijn afkomst en ouderdom, een kostbaar bezit en wordt dan ook bewaard in één van de kluizen van de kerk.

Het orgel

Het orgel uit het verleden Vóór 1920 was het de voorzanger die ritme en toon aangaf. De vroegere Nederlandse Hervormden in Zeeland waren tegen orgelspel en men verklaarde dit "zijnde in strijd met de godsdienst". Toen deze vrees later geweken was, kwam het bezwaar, dat men geen geldmiddelen had om een orgel aan te schaffen en geen organist bezat, die het orgel kon bespelen. Maar op 4 augustus 1919 werd dan toch correspondentie gevoerd met de orgelzaak van de fa. Dekker in Goes, die het huidige orgel voor fl 3500,00 kon leveren en daar kwam dan nog een onderbouw bij, die werd aanbesteed aan timmerman De Rijke voor fl 658,50. De inzameling kon een aanvang nemen en in augustus 1920 werd van de kansel medegedeeld, dat de betrekking van orgeltrapper was te vervullen tegen een jaarwedde van fl 15,00. Een der eerste orgeltrappers, die als jongen in 1925 deze functie bekleedde, had zijn diensten gratis aangeboden. Hij droeg zorg, dat er voldoende lucht aanwezig was om het orgel te laten spelen. De luchtkolom gaf aan of hij meer of minder lucht moest trappen. Met een potloodje waren streepjes aangegeven voor "niet hoger" en "niet lager". Onderaan stond het dankbare streepje met einde. Op organisten, die alles uit het orgel haalden wat er in zat, waren ze niet zo gesteld, want dat was voor de orgeltrappers een zware opgave. Er werd in de Zierikzeesche Nieuwsbode van augustus 1920 een advertentie geplaatst om sollicitanten op te roepen voor de vacature organist tegen een jaarwedde van 100 gulden en in maart werd de vroegere voorzanger Clement Moelijker benoemd en omdat zijn spel nog niet "je dat" was, werd 40 gulden extra beschikbaar gesteld om hem nog een aantal orgellessen in Zierikzee te laten volgen. Op 16 januari 1921 werd het nieuwe kerkorgel ingewijd en het was dominee Van Maanen, een vroegere predikant uit Burgh, die het orgel bespeelde. Dominee Japchen sprak hier de woorden uit Psalm 150 vers 6: "Alles wat adem heeft love den Heer, Halleluja". De kerk was geheel gevuld met belangstellenden, waaronder ook de predikanten uit Burgh, Serooskerke en Kerkwerve.
Op 17 juni 1988 werd een nieuw orgel in gebruik genomen. De orgelbouwer was fa. A. Nijsse en Zoon te Wolphaartsdijk. Bij de vernieuwing van het orgel werd de bestaande orgelkast met onderbouw gehandhaafd en door gemeenteleden opgeknapt.

Het houten schot

In 1809 bracht de koning van ons land, Lodewijk Napoleon, een broer van keizer Napoleon, een bezoek aan Haamstede. Om de koude en tocht te bestrijden, bood de koning fl. 600,- aan. Van dat geld werd een schot vervaardigd om het dwarsschip af te sluiten van de preekkerk. Het schot werd geplaatst en ds. Le Sage ten Broek hield in 1817 een preek over 1 Korintiërs 13 vers 13, welke woorden op het schot geplaatst werden.


Op de linkerzijde van het schot staat een wereldbol, hiertegen rust het geopende boek van het Evangelie. Daarnaast liggen een gebroken juk en boeien. Daarboven zweeft een engel met een lauwerkrans, voorstellend het christelijk geloof.


Op de rechterzijde staan een rots en een anker, voorstellend de christelijke hoop, die steunt op de rots der eeuwen.


In het middenvak van het schip der kerk staat een altaar, waarop een hart en daarboven een aangezicht, voorstellend de christelijke liefde. Toelichting van een predikant: "Het is het geloof in Christus, dat steunt op de rots, de Petra, waarop de gemeente gebouwd is, het geloof van het Evangelie dat het juk van de wet ontslaat, de boeien van de wereld verbreekt en haar helpt overwinnen, dat doet hopen op en strijden voor de kroon der onverderfelijkheid. Het is de liefde, die hart en leven Gode doet offeren en Hem ten dienste wijden, waarmee wij in het heiligdom voor Zijn aangezicht verschijnen en Hem smeken, dat de zon der gerechtigheid ons moge bestralen".


De kroonluchters

De kroonluchters zijn ambachtelijk vervaardigd door de bekende familie Van Vliet die van 1642 tot 1672 op de Nieuwendijk te Amsterdam het geelgietersambacht uitoefende. De familie had in het gehele land een uitstekende naam opgebouwd als gieters van kerkelijk koperwerk. Bijzonderheden van de kroonluchters: de armen zijn genummerd met Romeinse cijfers, welke overeenkomen met de nummers op de ringen waaraan de armen met behulp van geprofileerde pennen van diverse vorm zijn bevestigd. Vader Elias Eliasz. van Vliet (ca. 1609-1652) placht zijn werk, in tegenstelling tot de meeste andere geelgieters, te signeren en te dateren. Aanvankelijk tekende hij met de letters EE. Na 1642 voegde hij de beginletter van zijn familienaam Vliet toe, hetgeen resulteerde in het initiaal EEV. Op de door hem gemaakte kaarsenkronen zijn deze aanduidingen te vinden op de basis van de ring waaraan de kroon wordt opgehangen. Zijn zoon Elias Eliasz. (1635-1672) gebruikte later dezelfde signatuur. Gelukkig is de kerkvoogdij in 1924 niet ingegaan op het voorstel van ds. Japchen om de koperen kronen en kandelaars te verkopen en van de opbrengst een deugdelijke petroleumverlichting te laten aanbrengen.


De oude luidklok onder het predikantenbord

In de Tweede Wereldoorlog zijn de klokken van de kerk in beslag genomen om te dienen als materiaal voor de wapenfabricage. Na veel omzwervingen is één van de klokken teruggekeerd in de kerk. Deze klok is in 1983 geplaatst in een klokkestoel, die door leden van de gemeente gemaakt is. Het opschrift op de rand van de klok luidt als volgt: LAUS DEO - geghoten van Jacob Waghevens int jaar MCCCCCXXXII. De klok is dus tot eer van God (= LAUS DEO) gegoten in 1532. De klokkengietersfamilie Waghevens kwam waarschijnlijk uit de Zuidelijke Nederlanden; in de tweede helft van de 15e eeuw woonde de klokkengieter Sijmon Waghevens te Mechelen.

Het doopvont

Het stenen doopvont, dat rechts van de hoofdingang staat is van Romaanse afkomst en dateert van vóór 1250. Het werd per schip uit de Vogezen naar Haamstede vervoerd en stond indertijd in één van de vele kapelletjes in de omgeving; daarna is het gedegradeerd tot voerbak voor het vee in een weide achter de Brouwerij, genaamd "De witte gekroonde leeuw" en gelukkig op tijd door één der kerkbesturen in 1937 in de kerk geplaatst.


Verdeling plaatsen in de kerk

Hoog" en "laag" zaten samen, doch gescheiden in de kerk. Laag zat op het cheviot, de gratis zitplaatsen op de oplopende banken. De vrouwen zaten in het midden van de kerk op stoelen, maar wel onder de massief koperen kronen uit 1660. De bewoners van het slot Haamstede hadden hun plaats in de "Ambachtsherenbank", geplaatst tegen het houten schot dat als scheiding diende tussen de zo geheten houtkerk en de preekkerk. De bank is in 1743 vervaardigd uit een gift van één der Ambachtsvrouwen, Agatha van Collen. In het midden boven deze bank bevinden zich nog de wapens. Het linker wapen is van de familie Mogge-Collen met als hartschild dat van de Heerlijkheid Haamstede. Het rechterwapen is van de familie Van der Leck- de Clercq, een brouwerskuip met gekruiste brouwersspanen en daaronder links een anker, daarnaast weer de rode leeuw van Holland met het zilveren rad (van Heusden) afkomstig van Witte van Haamstede, bastaardzoon van Floris V. De bank is geplaatst boven de familie graftombe van de Ambachtsheren en -vrouwen. Men noemde het Den Domp, een verbastering voor het woord tombe. De sluitzerk draagt het jaartal 1756. Naast de plaatsen van de Ambachtsheren van het slot kende de kerk ook de plaatsen voor de notabelen. Zij zaten op de overhuifde eiken Herenbanken, ook wel bochten genoemd. Rechts staan de banken voor de burgerlijke en links voor de kerkelijke notabelen. Deze voorname banken waren voorzien van stoven en kussens.